Vrijheid, creativiteit en saamhorigheid: woorden die bij me opkomen als ik aan ‘de Philips’ terugdenk. De meiden in de klas waren, met hun felgekleurde, naar fruit ruikende stiften, vaak drukker met het schrijven van gedichten en brieven voor elkaar dan met het maken van notities over de lesstof. Onze agenda’s leken meer op rijkelijk geïllustreerde dagboeken.
De tussenuren vlogen voorbij, aangezien we als opgroeiende pubers meer dan genoeg, voor ons zeer belangrijke, onderwerpen hadden te bespreken. Deze uren brachten we vaak buiten door, in de friettent om de hoek of bij café ’t Paterke tegenover de Paterskerk aan de Biest. Ik herinner me dat we daar op een dag met een aantal klasgenoten, waaronder Han Zuiderwijk en Hans Teeuwen, gingen poolen onder het genot van enkele cola tics. Vervolgens terug naar school, waar we godsdienst hadden van Vossen. Hij merkte meteen dat we niet helemaal onszelf waren en pakte dit heel goed op. Ik weet nu (zo’n 25 jaar na dato) nog dat die les veel indruk op me heeft gemaakt. Terwijl ik ongeveer de hele 50 minuten bij Hans op schoot zat, kreeg de les een filosofische wending waar wij – waarschijnlijk mede dankzij de cola tics – volledig in mee konden gaan.
Hans maakte toen al geregeld spontaan gebruik van zijn creatieve talenten. Zo kwam een nieuwe lerares Engelse op school en tijdens een van haar eerste lessen moesten we meerdere vertalingen geven van een Nederlandse woord. Hans kreeg het woord ‘dragen’. Hij ging voor de klas staan en met behulp van zijn kort, rood, nylonregenjack, voerde hij een complete sketch op. Hij deed zijn jas aan als kledingstuk, droeg het als een zwangerschap opgepropt onder zijn trui en sleepte het als loodzware bagage door de ruimte. Uiteraard had hij alle aandacht van de klas en iedereen vond het geweldig. Aan het gezicht van de docente was echter te zien dat ze niet wist of ze met de situatie moest lachen of huilen.