Ik denk nog vaak terug aan mijn benoeming in 1973 en mijn afscheid in 1990, en dan vooral aan het optreden van leerlingen daarbij. Bij mijn aantreden moest ik van het dak van het noodgebouw aan de Wertastraat naar beneden klauteren, via Zweedse banken, terwijl de leerlingen ”Kom van dat dak af” zongen, waarna de voorzitter van het leerlingenbestuur, Leon van Hoof, mij welkom heette.
Bij mijn afscheid moest ik samen met Noud Kissen in een hoogwerker stappen om de L van schoLengemeenschap weer opnieuw te bevestigen, onder luid gejuich van de leerlingen. Ik kwam er zonder broekscheuren vanaf en kreeg van Rolf Kirkels, namens
het leerlingenbestuur, een mooie reproductie van de Franse schilder Monet.
Vechten voor een nieuw gebouw was in die jaren een van mijn belangrijkste taken. Dat betekende veel discussies met het ministerie over het aantal toekomstige leerlingen waarvoor gebouwd zou worden. Discussies over het lokalenplan, over de situering van de gymzalen, de sporthal, lokalen voor tekenen en handvaardigheid, de E-vleugel, inmiddels alweer helemaal anders ingericht.
En toen was er feest, de eerste spade (1974), het hoogste punt (1975) en de opening (1976).
Van de verhuizing herinner ik mij de geweldige inzet van onderwijzend en onderwijsondersteunend personeel, want eigenlijk hebben we dat hele karwei voor 80% zelf gerealiseerd. Tafels en stoelen werden door iedereen naar lokalen gedragen, kasten in
sectiekamers werden ingericht, de mediatheek met rekken, boeken, banden volgestouwd.
We waren allemaal jong, blij met de nieuwbouw en dus liepen we over van energie. Een prachttijd.
En dan is er op school ruimte, zijn er mogelijkheden en kansen om op het gebied van onderwijs, begeleiding, excursies, werkweken en van alIes te ondernemen. We ervaren dat de grote school ook talrijke voordelen heeft, we zijn een jonge en ondernemende scholengemeenschap. We doen er alIes aan om de leerling in die grote school toch centraal te laten staan.
Ook werken we aan de “uitbouw” van de school. Na veel moeite lukt het om het atheneum met Latijn (een wangedrocht) om te zetten in een ongedeeld lyceum, waardoor het gymnasium weer terug is binnen de school en de positie van de school in de regio
versterkt wordt. Landelijk is er op het gebied van de moderne vreemde talen van alles in beweging (Spaans en Russisch sterk in opmars, meldt de Volkskrant van vrijdag 31 januari 1975 naar aanleiding van een onderzoek aan de universiteit van Nijmegen).
We krijgen Russisch op school in plaats van Frans of Duits. Elk jaar hebben we wel een vwo klas, die voor dat vak kiest.
Dat onlangs zowel Russisch als het gymnasium zijn opgeheven vind ik een verlies voor de school en moeilijk te begrijpen.
We starten met het geven van informatica.
Tekenen, muziek en handvaardigheid worden eindexamenvak en de belangstelling van de leerlingen voor een van deze vakken in het eindexamenpakket is groot.
Als de mogelijkheid geboden wordt ook techniek in te voeren, slaagt de school erin ook dat vak in het rooster van de 2e klassen op te nemen, ook al gaat dat ten koste van uren in andere vakken.
Ik kijk ook terug op een periode waarin het onderwijs ondersteunend personeel zeer goed voor de school zorgde, de school was altijd perfect in orde. De dames in de keuken (ik werd vaak verwend door de Mia’s), de conciërges, de interieurverzorgsters,
iedereen was trots op ons gebouw.
Mijn belangrijkste indruk is toch dat we als scholengemeenschap in die 18 jaar ontzettend veel ondernomen hebben en succes hadden. Dit dankzij de inzet van iedereen, ook al liepen we toen ook tegen bezuinigingen aan, discussies over onderwijs (contourennota, middenschool), identiteit etc. Natuurlijk verliep dat niet allemaal zonder problemen of weerstand, we maakten samen school.
J’ai plus de souvenirs, que si j’avais mille ans (Baudelaire). Vrij vertaald: Wat een
herinneringen heb ik eraan overgehouden! In dit korte bestek kon ik er maar een paar
vertellen. Ik feliciteer de hele scholengemeenschap met dit jubileum.
Jeroen Tuijn –
Dag Herman,
wellicht kent u mij niet meer, wij hebben elkaar (gelukkig?) niet veel getroffen (ik ben er niet vaak uitgestuurd 😉 ) maar ik zou toch hopen dat uw vrouw mij nog wel herinnert. Ik heb jaren Frans van haar gehad, en haar francofiele instelling spatte ons tegemoet. Wellicht dat ik het me niet goed herinner, maar ik werd toch wel eens aangesproken met Jerôme in plaats van Jeroen, dus ik voelde me wel een beetje speciaal bij haar. Het is in ieder geval dankzij haar inspanningen dat ik in Frans toch helemaal niet slecht was (ik ben geen talentype, dacht ik, maar Engels ging mij goed af, en Frans redelijk) en jaren met ons gezin op diverse campings in Frankrijk heb vertoefd. Ik kan mij nog een mondeling herinneren waarin ik een discussie met haar kreeg over het woord pireille, wat volgens mij toch echt rietje moest betekenen (ik had het opgezocht). Hoe dan ook, ik vond haar lessen inspirerend, en kan me redelijk redden in Frankrijk. Breng haar mijn groeten over….
Rolf Kirkels –
Beste Herman, zeker een aantal mooie herinneringen. Een kleine correctie: in 1990 werden de honneurs van de Leerlingenraad niet door mij, maar door mijn broer Arjan Kirkels waargenomen. Ere wie ere toekomt! Ook in het vorige jubileumboek is dit foutief vermeld. Dat is overigens geen vreemde vergissing: wij zijn beide actief geweest voor de Leerlingenraad en in de loop der jaren zijn wij vaak door elkaar gehaald en ingeschat als tweelingbroers. Overigens zijn wij beiden dankbaar voor de mooie tijd op de Philips van Horne.